Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur de aanslag naar het juiste bedrag heeft opgelegd en verklaart het beroep op ambtshalve vermindering ongegrond. Het geld dat is bestemd voor de afbouw van een woning, behoort tot de rendementsgrondslag. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X heeft in het kader van een aannemingsovereenkomst geld op een rekening gezet dat is bestemd voor de afbouw van een appartement. X vult in zijn aangifte IB/PVV 2017 bij de rubriek “aandeel aangever in voordeel sparen en beleggen” geen bedrag in, waardoor de aangifte niet resulteert in een belastbaar bedrag uit sparen en beleggen. De aanslag is op 28 mei 2019 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1270. X gaat op 28 juni 2020 in bezwaar.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2023/41.1.2) oordeelt dat X te laat bezwaar heeft gemaakt en behandelt het bezwaar als verzoek om ambtshalve vermindering. Volgens het hof is het geld een bezitting voor de rendementsgrondslag. Dat het geld een specifiek oormerk had, zodat X daarover naar eigen zeggen niet vrij kon beschikken, en het enkel nog op de rekening stond, omdat de bouw van het appartement was vertraagd, maakt dat niet anders. Er is geen schuld die in aanmerking moet worden genomen. De vervallen bouwtermijnen behoren volgens het hof namelijk toe aan de eigen woning in aanbouw en worden als schuld bij het inkomen uit werk en woning opgenomen. X' hoger beroep is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.111

Wet inkomstenbelasting 2001 5.3

Instantie: Hoge Raad

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 10 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

359

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen