Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat niet duidelijk is of de andere acteurs werkzaamheden hebben verricht voor dezelfde opdrachtgever en/of zij vergelijkbare contractuele afspraken hadden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X werkt als actrice en heeft een arbeidsovereenkomst gesloten met een stichting. In 2013 zijn haar totale inkomsten € 20.768, waarvan € 9576 afkomstig is van de stichting. In geschil is of de inkomsten kwalificeren als winst uit onderneming. X beroept zich onder meer op het gelijkheidsbeginsel, omdat haar gemachtigde dit voor honderden andere cliënten wel voor elkaar heeft gekregen. Volgens Rechtbank Noord-Holland maakt X niet aannemelijk dat de andere belastingplichtigen feitelijk en rechtens in vergelijkbare omstandigheden verkeren. Van geen enkele belastingplichtige zijn namelijk concrete gegevens overgelegd. X noemt in hoger beroep namen van tien vergelijkbare belastingplichtigen en overlegt stukken van hen.
Hof Amsterdam (V-N Vandaag 2021/497) oordeelt dat niet duidelijk is of de andere acteurs werkzaamheden hebben verricht voor dezelfde opdrachtgever en/of zij vergelijkbare contractuele afspraken hadden. X stelt vergeefs dat zij als bewijs kan volstaan met de algemene stelling dat zij over dezelfde ‘groepskenmerken’ beschikt als de belastingplichtigen waarvan stukken zijn overgelegd, te weten (uitvoerende) kunstenaars waarvan bepaalde looninkomsten door de inspecteur wel zijn aanvaard als winst uit onderneming. Het beroep van X is ongegrond.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5