A, de gemachtigde van belanghebbende, X, maakt digitaal bezwaar tegen een aan Z bv opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven verzoekt A vervolgens per e-mail om een machtiging te overleggen. Omdat er geen machtiging wordt overgelegd, verklaart de gemeente het bezwaar niet-ontvankelijk. X is het daar niet mee eens. Hij stelt daarbij dat de gemeente per e-mail had gevraagd om een machtiging, terwijl A de elektronische weg niet had opengesteld voor dit soort berichtenverkeer. Verder wijst hij er op dat de gemeente verzoekt om een machtiging van Z bv, terwijl A bezwaar heeft gemaakt namens X. Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat hij gerechtigd is om tegen de naheffingsaanslag in rechte op te komen en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de uitspraak op bezwaar ten name van X is gedaan. Dat de naheffingsaanslag is opgelegd aan Z bv, is dan niet van belang. Verder stelt het hof vast dat A impliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij langs de elektronische weg voldoende bereikbaar is. Bij het, langs elektronische weg, ingediende bezwaarschrift heeft A namelijk zijn postadres en e-mailadres, dat ook in eerdere en latere procedures is gebruikt, opgegeven. De naheffingsaanslag parkeerbelasting blijft in stand.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 2:14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 29 januari