Belanghebbende, X, komt in beroep tegen een WOZ-beschikking. Rechtbank Oost-Brabant verklaart het beroep na een vereenvoudigde behandeling met toepassing van art. 8:54 Awb niet-ontvankelijk. Tegen deze uitspraak stelt X hoger beroep in. De gemachtigde van X (Bartels) vraagt om vrijstelling van het griffierecht.
Hof ’s-Hertogenbosch constateert vooraf dat gemachtigde Bartels misbruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van het beroep op betalingsonmacht voor het griffierecht. De enige reden waarom hij een beroep op betalingsonmacht doet, is om de betaaltermijn te verlengen en tijd te rekken om zo een immateriële schadevergoeding te kunnen incasseren. Verder oordeelt het hof dat het erop lijkt dat de gemachtigde bewust hoger beroep heeft ingesteld tegen de buitenzitting-uitspraak van de rechtbank, terwijl tegen zo’n uitspraak alleen verzet bij de rechtbank mogelijk is. Het hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en verwijst de zaak ter inhoudelijke beoordeling naar de rechtbank teneinde een behandeling van het kennelijk door X – en eerst ter zitting bij het hof gebleken – gewenste verzet te bewerkstelligen. De verzetrechter moet dan beoordelen of hier sprake is van misbruik van de doorzendplicht (art. 6:15 lid 3 Awb).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:41
Algemene wet bestuursrecht 6:15
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 24 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag