X doet – na te zijn herinnerd en aangemaand – geen aangifte inkomstenbelasting over 2017. De inspecteur legt ambtshalve een definitieve aanslag IB 2017 op met een verzuimboete van € 369 wegens het niet doen van aangifte. X komt in bezwaar en daarna in beroep tegen de verzuimboete. X stelt in zijn beroepschrift dat hij nooit een herinnering en een aanmaning heeft ontvangen. Nadat X een uitnodiging voor de zitting bij de rechtbank ontvangt, schakelt hij een gemachtigde in. De gemachtigde vraagt vier dagen voor zittingsdatum om verdaging van de zitting wegens verhindering. De rechtbank wijst dat verzoek per omgaande af per aangetekende brief. Op de dag van de zitting belt de rechtbank met de gemachtigde omdat hij zich niet heeft gemeld bij de bode. De gemachtigde stelt in dat gesprek dat hij de afwijzing van het verdagingsverzoek nooit heeft ontvangen. Het onderzoek ter zitting gaat door zonder gemachtigde en de rechtbank sluit het onderzoek.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt vast dat de afwijzing van het verdagingsverzoek door de gemachtigde is ontvangen. Het verdagingsverzoek is onvoldoende onderbouwd en bovendien te laat en daarom terecht afgewezen. De rechtbank verwijst daarbij naar het procesreglement rechtbanken 2017. Een na de zitting ontvangen verzoek om heropening wordt niet in behandeling genomen. De rechtbank overweegt inhoudelijk – op basis van vaste jurisprudentie – dat X het vermoeden van ontvangst van de herinnering en aanmaning niet heeft ontzenuwd. Wel wordt de boete verminderd tot € 50, gezien de financiële positie van X. Er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend omdat de gemachtigde geen proceshandeling heeft verricht die voor vergoeding in aanmerking komt.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a