De gemachtigde van belanghebbende, X bv, heeft in deze zaak (en in vele zaken van andere belanghebbenden) de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland in gebreke gesteld op last van een dwangsom. Daarbij heeft de gemachtigde opgemerkt dat de ingebrekestelling pas ingaat op de dag volgend na de dag van het hoorgesprek indien reeds een hoorgesprek is gepland. De heffingsambtenaar heeft de opmerking zo geïnterpreteerd dat de ingebrekestelling pas ingaat na het hoorgesprek. X bv voert aan dat de opmerking hier niet van toepassing was omdat niet reeds een hoorgesprek was ingepland.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant acht het mogelijk dat X bv uitgestelde werking geeft aan een ingebrekestelling. Voor beantwoording van de vraag hoe de opmerking moet worden geïnterpreteerd, is de zogenoemde wilsvertrouwensleer uit het civiele recht leidend. In dit geval kon de heffingsambtenaar volgens de rechtbank in redelijkheid menen dat de ingebrekestelling eerst zou ingaan na het hoorgesprek. Aangezien de gemachtigde op een later moment expliciet heeft vermeld dat de ingebrekestelling wel direct geldt, is naar het oordeel van de rechtbank op dat latere moment de tweewekentermijn wel direct aangevangen. X bv heeft aangegeven dat de tweewekentermijn kan worden opgeschort voor de periode tussen het moment waarop de planning van het hoorgesprek is geschied en het hoorgesprek. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit tegemoetkomende standpunt van X bv niet te volgen. Rekening houdend met een en ander is een dwangsom verschuldigd van € 940.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 november