Belanghebbende, X, exploiteert een onderneming. Voor de deur van zijn bedrijfspand staat op gemeentegrond een windmaster. In geschil is of de aanslag precariobelasting voor de windmaster voor het juiste bedrag is opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de windmaster die zich bevindt voor het pand van X voor het juiste bedrag in de precariobelasting is betrokken. De verordening hanteert als hoofdregel dat de precariobelasting wordt berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen. In dit geval geldt echter de uitzondering op de hoofdregel. Die uitzondering houdt in dat een tarief geldt van € 78,44 per ½ m² van de oppervlakte van de grootste zijde van het voorwerp € 78,44. De rechtbank verwerpt de opvatting van X dat de verordening onduidelijk zou zijn, omdat ‘een zijde' van een voorwerp geen oppervlakte kan hebben. Volgens ‘Van Dale' is ‘de zijde' onder meer ‘een kant, grensvlak van een lichaam'. Van een grensvlak kan een oppervlakte worden berekend. De verordening is dan ook voldoende duidelijk. Nu de grootste zijde van de windmaster 0,72 m² is, heeft de heffingsambtenaar de aanslag terecht vastgesteld op tweemaal € 78,44. Het beroep van X is ongegrond. De heffingsambtenaar heeft aangeboden het griffierecht te vergoeden, nu X pas in beroep duidelijkheid heeft gekregen over de hoogte van de aanslag.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 17 maart