Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om voor elke onroerende zaak op één aanslagbiljet dezelfde waarderingsmethode toe te passen. 

Belanghebbende, X bv, is eigenaar van een zestal onroerende zaken. In geschil is de WOZ-waarde van deze onroerende zaken en de kostenvergoeding in de bezwaarfase.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de heffingsambtenaar niet verplicht is om voor elke onroerende zaak op één aanslagbiljet dezelfde waarderingsmethode toe te passen. De wet noch de beginselen van behoorlijk bestuur schrijven dit voor. De rechtbank oordeelt verder, onder verwijzing naar HR 12 april 2013, nr. 12/02674, V-N 2013/19.11, dat de heffingsambtenaar terecht één punt voor het indienen van de bezwaarschriften en één punt voor de hoorzitting heeft toegekend, ook al is sprake van zes afzonderlijk ingediende bezwaarschriften. De rechtbank acht de toepassing van een wegingsfactor van 1,5 (‘zwaar') echter op haar plaats, gelet op het feit dat de zes onroerende zaken op het aanslagbiljet voor de waardering wezenlijke verschillen vertonen en gelet op de daarmee samenhangende werkbelasting voor de gemachtigde. Van twee van de zes objecten wordt de WOZ-waarde in beroep verlaagd. Het beroep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Algemene wet bestuursrecht 7:15-2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 13 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen