Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemeente niet aannemelijk maakt dat bij het indexeren van de eigen koopsom naar de waardepeildatum rekening moet worden gehouden met een beneden gemiddelde prijsstijging. De heffingsambtenaar maakt niet aannemelijk dat woningen met een slechtere ligging een lagere waardestijging hebben.

X is eigenaar van een woning die hij op 19 september 2017 heeft gekocht voor € 308.750. De gemeente heeft de WOZ-waarde 2018 (waardepeildatum 1 januari 2017) vastgesteld op € 305.000. X stelt dat op basis van indexatie van de eigen koopsom met 5,7% de WOZ-waarde lager uitvalt.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemeente niet aannemelijk maakt dat bij het indexeren van de eigen koopsom naar de waardepeildatum rekening moet worden gehouden met een beneden gemiddelde prijsstijging. De algemene prijsstijging in de periode tussen peildatum en aankoop is 5,7% maar de heffingsambtenaar geïndexeerd met 1%. Hij stelt dat vanwege de parkeer- en geluidsoverlast van een zalencentrum de prijsstijging voor de woning van X lager is dan gemiddeld. Het ligt volgens het hof echter niet zonder meer voor de hand dat woningen met een slechtere ligging een lagere waardestijging hebben dan normale woningen. De heffingsambtenaar heeft zijn stelling verder ook niet onderbouwd met bewijsmiddelen. Het hof volgt de reguliere prijsstijging en verlaagt de WOZ-waarde naar € 291.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 8 december

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen