Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat geen van beide partijen de WOZ-waarde van de woning van X aannemelijk maakt.

Belanghebbende, X, is eigenaar van een in 1953 twee-onder-een-kapwoning. De inhoud van de woning is ongeveer 719 m³ en de oppervlakte van het perceel is 581 m². In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2018.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat geen van beide partijen de WOZ-waarde van de woning van X aannemelijk maakt. De rechtbank besluit daarom de WOZ-waarde in goede justitie vast te stellen op € 1.107.860. Ter onderbouwing van de waarde verwijst de heffingsambtenaar naar de waardematrix. De vergelijkingsobjecten zijn echter gelegen in een andere wijk en daardoor niet representatief. De argumentatie van X, die verwijst naar de WOZ-waarde van een buurpand, schiet ook tekort. Verder is het motiveringsbeginsel niet geschonden omdat de heffingsambtenaar in haar uitspraak op bezwaar voldoende ingegaan is op de bezwaren van X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 31 december

30

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen