X is eigenaar van een vakantiepark met 147 vakantiewoningen. De woningen op het park worden beheerd en verhuurd door een externe partij, voornamelijk aan uitzendbureaus die buitenlandse werknemers huisvesten. In geschil zijn de aanslagen toeristenbelasting 2018 en 2019.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar de aanslagen toeristenbelasting had moeten versturen aan het GBR-adres van X. Nu hij dit niet heeft gedaan, is het gevolg dat de aanslag toeristenbelasting 2018 niet tijdig op de voorgeschreven wijze aan X is bekendgemaakt en dat de bezwaartermijn pas is begonnen te lopen toen X of zijn gemachtigde de aanslag daadwerkelijk ontving. Omdat de aanslag door de verkeerde wijze van bekendmaking ook buiten de wettelijke termijn is opgelegd, vernietigt de rechtbank deze aanslag. De aanslag 2019 is ook ten onrechte opgelegd omdat X niet kan worden aangemerkt als degene die (het meest) gelegenheid biedt tot het houden van verblijf. De feitelijke verhuur en huisvesting werd namelijk niet door X maar door uitzendbureaus verzorgd. De beroepen van X zijn gegrond.
Wetsartikelen:
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Editie: 26 februari
Informatiesoort: VN Vandaag