X, een gemeente, heeft in 2021 een nieuw gemeentehuis laten bouwen en heeft hiervoor verschillende leveringen en diensten afgenomen, waarop BTW in rekening is gebracht. X verzoekt om een beschikking compensabele BTW van € 9.278.410, maar de inspecteur geeft een beschikking af van € 8.987.539. Het verschil van € 290.871 betreft de BTW die kan worden toegerekend aan de schuldhulpverleningsdiensten die in of vanuit het nieuwe gemeentehuis worden verricht. X gaat in bezwaar en beroep. In beroep is in geschil of X recht heeft op een aanvullende bijdrage uit het BCF.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X recht heeft op een aanvullende bijdrage uit het BTW-compensatiefonds (BCF) voor de bouw van het nieuwe gemeentehuis. De uitsluitingsgronden van art. 4 lid 1 Wet BCF zijn niet van toepassing. De goederen en diensten die hebben geleid tot de realisatie van het nieuwe gemeentehuis worden gebruikt door X zelf en kunnen niet ter beschikking worden gesteld aan individuele derden. Daarnaast zijn schuldhulpverleningsdiensten niet BTW-vrijgesteld, zodat de uitsluitingsgrond van art. 4 lid 1 onderdeel b Wet BCF geen toepassing vindt. De rechtbank verhoogt de beschikking compensabele BTW naar € 9.278.410 en bepaalt dat de inspecteur de belastingrente moet vergoeden. X' beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op het BTW-compensatiefonds 4
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 30 april
Informatiesoort: VN Vandaag