X is eigenaar van een tussenwoning uit 1967 waarvan de WOZ-waarde 2019 is vastgesteld op € 293.000. X bepleit verlaging van de waarde naar € 282.000.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar niet verplicht was van het horen een hoorverslag te maken. Gesteld noch gebleken is dat tijdens de hoorzitting nieuwe feiten en omstandigheden zijn aangedragen die voor de hoorzitting niet in de schriftelijke stukken aan de orde zijn geweest. X heeft niet aangevoerd dat haar grieven in de uitspraak op bezwaar onjuist of onvolledig zijn weergegeven. Uit de uitspraak op bezwaar blijkt van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken. Het hof verwerpt ook de overige formele grieven van X. Het hof oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van de woning van X voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet bestuursrecht 7:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 7 april