Rechtbank Gelderland oordeelt dat de gemeente Arnhem bij de WOZ-waardering van het langdurig verhuurde kantoorpand van X niet op de juiste manier rekening heeft gehouden met het leegstandsrisico.

Belanghebbende, X, is een stichting die eigenaar is van een groot kantoorpand in de gemeente Arnhem. In geschil is de WOZ-waarde 2015. De gemeente verdedigt een waarde van € 6.931.000. Het geschil spitst zich toe op de hoogte van de kapitalisatiefactor. De heffingsambtenaar heeft deze aan de hand van de taxatiewijzer berekend op 8,8.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de gemeente Arnhem bij de WOZ-waardering van het langdurig verhuurde kantoorpand van X niet op de juiste manier rekening heeft gehouden met het leegstandsrisico. De heffingsambtenaar is bij de kapitalisatiefactor uitgegaan van de feitelijke (niet bestaande) leegstandssituatie op de waardepeildatum, namelijk volledige verhuur aan één stabiele huurder. Daarmee is de heffingsambtenaar in feite uitgegaan van waardering bij verkoop in verhuurde staat, hetgeen strijdig is met de leegstandsfictie van art. 17 lid 2 Wet WOZ. Voor zover de heffingsambtenaar verwijst op de waardepeildatum naar een vergelijkbaar kantoorpand, dat ook volledig verhuurd is, en wel. aan meerdere huurders, heeft hij voor het onderhavige pand geen juiste inschatting gegeven van het risico op mutatieleegstand. Omdat geen van beide partijen de waarde aannemelijk heeft gemaakt stelt de rechtbank de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 6.450.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17-2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 19 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen