Belanghebbende, X, heeft het zakelijk recht van gebruik en bewoning van een woning die onder één kap zit met een agrarische bedrijfswoning. De woning is zonder bouwvergunning gebouwd, maar nadien gelegaliseerd. Het juridische eigendom van beide woningen ligt bij de zoon van X.
Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de gemeente er bij de WOZ-waardering onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat de woning door een potentiële koper niet zelfstandig bewoond mag worden. Dat de gemeente het persoonlijk recht van X om de woning te bewonen momenteel gedoogt, neemt niet weg dat iedere potentiële koper er rekening mee moet houden dat de gemeente het bestemmingsplan jegens hem zal willen handhaven. Ook de in het bestemmingsplan geboden mogelijkheid van inwoning biedt geen soelaas, aangezien daarmee geen zelfstandig recht van bewoning zoals bijvoorbeeld in geval van verhuur, ontstaat. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat volgens het bestemmingsplan ter plaatse slechts één bedrijfswoning is toegestaan. Eiser concludeert derhalve terecht dat de woning niet zelfstandig door een potentiële koper bewoond mag worden en dat hiervan een dusdanige waardedrukking uitgaat dat de woning niet als tweede bedrijfswoning kan worden gewaardeerd. De rechtbank besluit de WOZ-waarde te verlagen van € 247.000 naar de door X bepleite waarde van € 215.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 15 augustus