Hof Den Haag oordeelt dat de activiteiten met betrekking tot de reclameconcessies en de verhuur van de grond voor de reclamemasten aan de snelwegen gezamenlijk moeten worden beoordeeld. De reclameactiviteiten vormen namelijk één activiteit. Dit geldt ook voor de veiling en de verhuur van brandstofverkooppunten.

Gemeente X, een grootstedelijke gemeente, verricht onder andere reclameactiviteiten en activiteiten met betrekking tot brandstofverkooppunten. De reclameactiviteiten bestaan uit het plaatsen op gemeentelijke eigendommen van billboards en europanels, het plaatsen van lichtbakken op licht- en spanmasten, het plaatsen van twee- en drievlaksborden aan licht- en spanmasten en het plaatsen van informatiepanelen (mupi’s). De activiteit met betrekking tot de brandstofverkooppunten betreft het door middel van veiling in de markt zetten van de huurrechten op de tankstationlocaties van X gevolgd door de verhuur van die locatie aan de hoogste bieder. De inspecteur corrigeert de VPB-aangifte 2016 van X met betrekking tot de opbrengsten uit de reclameactiviteiten (€ 5 mln) en activiteiten met betrekking tot brandstofverkooppunten (€ 4,7 mln). Volgens X is er geen sprake van belastbare winst.

Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. In hoger beroep neemt X het standpunt in dat sprake is van afzonderlijke activiteiten die niet mogen worden geclusterd.

Hof Den Haag oordeelt dat de activiteiten met betrekking tot de reclameconcessies en de verhuur van de grond voor de reclamemasten aan de snelwegen gezamenlijk moeten worden beoordeeld. De reclameactiviteiten vormen namelijk één activiteit. Daarbij overweegt het hof dat de activiteiten zijn gericht op eenzelfde specifieke kring van gebruikers en dat de aard van de prestaties vergelijkbaar is. Vervolgens concludeert het hof dat X een (materiële) onderneming drijft: er is sprake van een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal, er wordt deelgenomen aan het economische verkeer en een winstoogmerk is aanwezig. Het hof verwerpt ook het standpunt van X dat sprake is van normaal vermogensbeheer. Het vorenstaande geldt ook voor de veiling en de verhuur van brandstofverkooppunten. Ook het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel wordt verworpen. De situatie bij de Staat der Nederlanden, waar X naar verwijst, is namelijk niet vergelijkbaar. Op grond van een tussen partijen bereikt compromis vermindert het hof de aanslag wel met de indirecte kosten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.4

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Editie: 19 januari

Informatiesoort: VN Vandaag

264

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen