Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat de uitgifte van grafrechten een economische activiteit is. De daarmee samenhangende voorbelasting komt dus niet in aanmerking voor BTW-compensatie. Het maakt niet uit dat de vergoedingen voor de grafrechten niet kostendekkend zijn.
De gemeente Krimpen aan den IJssel exploiteert twee begraafplaatsen. Zij verricht werkzaamheden met betrekking tot de aanleg, het onderhoud en de uitbreiding daarvan. Ook is zij belast met de uitgifte van grafrechten. Voor 2007 is in geschil of de gemeente terecht een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds claimt. Volgens de Hoge Raad (19 juni 2020, 18/01712, V-N 2020/33.19) heeft de gemeente de opdracht om ten minste één gemeentelijke begraafplaats te hebben, maar dit sluit niet uit dat de gemeente deelneemt aan het economische verkeer door deze in privaatrechtelijke zin als ondernemer te exploiteren. Volgt verwijzing.
Hof Amsterdam oordeelt dat de uitgifte van grafrechten een economische activiteit is. De daarmee samenhangende voorbelasting komt dus niet in aanmerking voor compensatie als bedoeld in de Wet BCF. Het maakt niet uit dat de vergoedingen voor de grafrechten niet kostendekkend zijn. Voor zover er ook mensen zonder enige vergoeding ter aarde worden besteld, heeft te gelden dat die activiteiten onder een BTW-vrijstelling (art. 11 lid 1-h Wet OB 1968) vallen, zodat de BTW-compensatie in zoverre is uitgesloten. De gemeente stelt ook vergeefs dat er een oorlogsmonument aanwezig is. Het gebruik van de begraafplaats in het kader van de jaarlijkse dodenherdenking is dermate gering dat daaraan geen betekenis toekomt. De begraafplaatsen zijn ook geen openbare groen. Zo mogen er geen honden komen en is het verboden om er anderszins te recreëren. De terugvorderingsbeschikking BTW-compensatiefonds 2007 blijft dus in stand.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Wet op het BTW-compensatiefonds 9
Wet op het BTW-compensatiefonds 3