X is verhuurder van vier objecten die deel uitmaken van één complex van geschakelde en afzonderlijk te verhuren bedrijfsunits. De heffingsambtenaar van de gemeente Eindhoven heeft voor deze objecten WOZ-beschikkingen afgegeven voor belastingjaar 2015. In geschil is de vraag of deze waarden te hoog zijn vastgesteld. Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de gemeente aan de bewijslast heeft voldaan. De WOZ-waarden zijn niet te hoog vastgesteld. De gemeente is voor drie objecten uitgegaan van het eigen huurcijfer, dat vlak voor de waardepeildatum tot stand is gekomen. Niet in geschil is dat een eigen huurcijfer van het betreffende object in beginsel als marktconform dient te worden aangemerkt. Het is vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld ECLI:NL:GHARL:2015:6474, V-N 2015/63.18.16) dat, indien sprake is van een marktconforme huur, het eigen huurcijfer het best bruikbaar is bij het bepalen van de huurwaarde via de HWK-methode, omdat in een dergelijk huurcijfer alle bijzonderheden van het pand zijn verdisconteerd. Een vergelijking met de huurprijzen van andere panden is dan in beginsel niet nodig, omdat de overeengekomen huurprijzen als doorslaggevend kunnen worden gezien voor de bepaling van de huurwaarde. De gemeente maakt ook de kapitalisatiefactor aannemelijk. Voor het vierde object heeft de gemeente gebruik gemaakt van huurcijfers in goed vergelijkbare bedrijfsverzamelgebouwen, gelegen in de nabijheid van het object in geschil. Ook voor dit object maakt de gemeente de kapitalisatiefactor aannemelijk. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 27 maart