Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de gemeente bij het onderbouwen van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in beroep een hogere kapitalisatiefactor mag hanteren dan zij in een eerder stadium heeft gedaan.

X is gebruiker van een supermarktpand in de gemeente Tilburg. In geschil is de WOZ-waarde 2020.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de gemeente bij het onderbouwen van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in beroep een hogere kapitalisatiefactor mag hanteren dan zij in een eerder stadium heeft gedaan. Partijen hebben hun kapitalisatiefactor van onderuit opgebouwd (bottom up) en verschillen alleen nog van mening over de hoogte van het opslagrisico. X gaat uit van 6,11% en de heffingsambtenaar van 3,9%. De rechtbank acht het door de heffingsambtenaar gehanteerde percentage correct nu het gaat om een relatief nieuw pand gelegen op een goede locatie. De heffingsambtenaar maakt de kapitalisatiefactor van 16,2 aannemelijk en daarmee ook de WOZ-waarde. De juistheid van de WOZ-waarde vindt ook steun in de aankoopkosten van de grond vermeerderd met de bouwkosten. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 19 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen