Belanghebbende, X, is het niet eens met de aanslag rioolafvoerrecht van € 224.867,31 die de gemeente Roosendaal haar heeft opgelegd. X stelt dat de gemeente de opbrengstlimiet van art. 229b Gemeentewet heeft overschreden. Rechtbank Breda verklaart de verordening rioolafvoerrecht algeheel onverbindend omdat de geraamde baten de geraamde lasten in betekenende mate overschrijden.
Hof 's-Hertogenbosch (MK III, 16 december 2011, 10/00720) verwerpt de wijze waarop de gemeente Roosendaal probeert aan te tonen dat zij de opbrengstlimiet voor het rioolafvoerrecht niet heeft overschreden. De gemeente beschikt niet meer over de gegevens die de basis vormden voor de raming van de baten en de tariefstelling van het rioolrecht 2002. Daarom heeft de heffingsambtenaar de raming gereconstrueerd via interne berekeningen, op basis van gegevens uit 1999 die zijn geëxtrapoleerd, en gegevens uit 2004 die overigens niet door de heffingsambtenaar zijn overgelegd. Het hof acht deze handelwijze niet juist. Het is in strijd met de opbrengstlimiet dat de gemeente achteraf inzicht probeert te geven in de raming van de baten op basis van gegevens die niet ten grondslag hebben kunnen liggen aan de vaststelling van de tarieven, en die bovendien betrekking hebben op een ander tijstip dan het tijdstip waarvoor de lasten zijn geraamd. Verder heeft de heffingsambtenaar geen inzicht in de raming van de baten gegeven hoewel X hier bij herhaling om verzocht heeft. De gemeente heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat de posten ‘Gemeentelijk rioleringsplan', ‘Basisrioleringsplan', ‘Storting reserves/voorzieningen' en ‘Storting in btw-compensatiefonds' zijn aan te merken als lasten ter zake. Gelet op het voorgaande oordeelt het hof - in navolging van de rechtbank- dat de legesverordening algeheel onverbindend is. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 11 januari