X is appartementshouder en gebruiker van een deel van een botenhuis met ligplaatsen voor 10 boten. Het appartementsrecht betreft het gedeelte van het botenhuis dat wordt aangeduid als schiphuis 3, bestaande uit een aanlegsteiger, een ligplaats en een inpandige garage (het schiphuis). In geschil is of de heffingsambtenaar het schiphuis voor de OZB terecht heeft aangemerkt als niet-woning. X stelt dat de heffingsambtenaar het vertrouwen heeft gewekt dat het schiphuis een woning is. Voor woningen geldt een lager eigenarentarief en een vrijstelling voor de gebruikersbelasting.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X zich terecht beroept op het vertrouwensbeginsel. Uit een e-mail van december 2016 leidt het hof af dat partijen een vaststellingsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten dat het schiphuis voor de OZB als woning wordt aangemerkt. De heffingsambtenaar mag terugkomen van deze onjuiste standpuntbepaling, maar hij moet daarbij wel een redelijke opzegtermijn in acht te nemen. Het hof acht een periode van twee jaar, gerekend vanaf december 2016, redelijk. Tot en met het jaar 2018 moet het botenhuis als woning in de heffing betrokken worden. Het hof vernietigt de aanslag gebruikersbelasting en vermindert de aanslag eigenarenbelasting.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 16 september