X is het niet eens met een WOZ-beschikking 2017 van Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling. X stelt dat de heffingsambtenaar in de bezwaarfase ten onrechte niet de relevante stukken (grondstaffel, matrices) aan hem heeft toegezonden.
Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de stukken over de WOZ-waardering naar de gemachtigde van X toe te zenden. De heffingsambtenaar heeft de stukken ter inzage gelegd en heeft daarmee voldaan aan de wettelijke verplichting. X heeft van het inzagerecht geen gebruik gemaakt, hoewel wel meermaals de gelegenheid is geboden. Noch art. 7:4 Awb noch art. 40 Wet WOZ legt op het bestuursorgaan een verplichting om de stukken toe te zenden. Het hof oordeelt verder dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning van X op basis van de vergelijkingsmethode aannemelijk heeft gemaakt. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 40
Wet waardering onroerende zaken 17
Algemene wet bestuursrecht 7:4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 19 augustus