X is eigenaar van een bedrijfsverzamelgebouw inclusief loods met zeven opslagruimten. De gemeente gaat voor belastingjaren 2009 en 2010 uit van acht te onderscheiden WOZ-objecten. Na bezwaar van X vernietigt de gemeente de WOZ-beschikkingen voor deze objecten en kondigt zij nieuwe beschikkingen aan voor de opnieuw af te bakenen objecten. Enige tijd later geeft de gemeente uitvoering aan de uitspraak op bezwaar en legt zij X 127 WOZ-beschikkingen op. X stelt dat de handelwijze van de gemeente niet juist is: omdat de objectafbakening te ruim was, had de gemeente dit in de bezwaarfase moeten herstellen en niet door het opleggen van nieuwe WOZ-beschikkingen. De gemeente verklaart de bezwaren van X opnieuw gegrond en kondigt één nieuwe WOZ-beschikking aan voor het gehele object. X gaat ook tegen deze nieuwe WOZ-beschikkingen (waarde voor beide jaren ruim € 6,8 miljoen) in bezwaar.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK II, 24 september 2013, 12/00693 en 12/00694, V-N Vandaag 2013/2184) oordeelt dat het de gemeente vrij stond om voor het bedrijfsverzamelgebouw nieuwe WOZ-beschikkingen vast te stellen en nieuwe aanslagen op te leggen. Anders dan X betoogt is de gemeente niet uitgegaan van een te groot afgebakend object, maar van een te klein afgebakend object. Dat de beschikkingen buiten de termijn van acht weken uit het Schipholarrest zijn opgelegd, doet niet ter zake. Deze termijn geldt immers enkel in de situatie wanneer de driejaarstermijn van art. 11 lid 3 AWR zou zijn overschreden en de gemeente enkel nog de mogelijkheid van navordering zou hebben. Deze situatie doet zich niet voor. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond en sluit zich aan bij de uitspraak van de rechtbank dat de objectafbakening foutief is en dat de gemeente opnieuw dient te beslissen op bezwaar. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 2 juli