Rechtbank Overijssel oordeelt dat de gemeente bij de WOZ-waardering van de grond bij een sportcomplex op de juiste wijze een onderscheid heeft gemaakt tussen gebouwgebonden grond en restgrond. Ten onrechte is echter het gehele complex inclusief btw gewaardeerd.

X is eigenaar en gebruiker van een sportcomplex te Enschede. In geschil is de WOZ-waarde 2013 van deze onroerende zaak.

Rechtbank Overijssel oordeelt dat de gemeente bij de WOZ-waardering van de grond bij een sportcomplex op de juiste wijze een onderscheid heeft gemaakt tussen gebouwgebonden grond en restgrond. In de berekening van de heffingsambtenaar vormt de gebouwgebonden grond 2,35 maal de vloeroppervlakte van de gebouwen. De rechtbank stemt in met deze berekening, die in lijn ligt met de taxatiewijzer die uitgaat van een factor 2,5. De heffingsambtenaar heeft aan deze gebouwgebonden grond terecht een hogere waarde toegekend. Het is echter niet juist dat de heffingsambtenaar het gehele complex inclusief btw heeft gewaardeerd. Een waardering inclusief btw is voorbehouden aan onroerende zaken die een bouwterrein vormen als bedoeld in art.  11 lid 1 onderdeel a, ten eerste Wet OB 1968. Een deel van het complex, waaronder de sportvelden, kan echter niet als zodanig worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt ten slotte dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de belemmeringen in het gebruik van een sportveld dat slechts een deel van het jaar te gebruiken is. De rechtbank verlaagt de WOZ-waarde van € 1.210.000 naar € 1.180.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17-3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Overijssel

Editie: 22 mei

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen