Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de heffingsambtenaar, gelet op de slechte financiële positie van de vader, de aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing mocht opleggen aan de zoon, die eveneens feitelijk gebruiker van de woning is.

X woont met zijn vader in een woning. X overnacht gemiddeld eenmaal per week in de woning. Zijn vader is eigenaar. Deze heeft in het verleden meermalen om kwijtschelding verzocht vanwege zijn slechte financiële positie. De heffingsambtenaar van de gemeente Werkendam heeft aanslagen afvalstoffenheffing en rioolheffing vervolgens aan X opgelegd. Rechtbank Breda verklaart het beroep ongegrond.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X zodanig structureel en frequent in de woning verblijft, dat hij als mede-gebruiker daarvan moet worden beschouwd. Zowel X als zijn vader zijn feitelijk gebruiker van de woning. De vraag rijst dan aan wie de aanslagen opgelegd moeten worden. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 oktober 2008, LJN BF9110, beslist dat het een gemeente vrijstaat om, als zij ervoor kiest om één van de gebruikers aan te slaan, bij de keuze welke gebruiker zij in de heffing betrekt (mede) rekening te houden met de kans dat de aanslag bij hem kan worden geïnd. De heffingsambtenaar stelt dat de gemeente vanwege de veelvuldige correspondentie in het verleden op de hoogte was van de geringe betalingscapaciteit van de vader en daarom, conform beleid, de aanslag aan X heeft opgelegd. Naar het oordeel van het hof stond het de heffingsambtenaar vrij op grond van de beleidsregels de aanslagen op te leggen aan X. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 228a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 7 mei

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen