Aan belanghebbende, X, is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ter zake van parkeren aan de straat. X is van mening dat de gemeente btw in rekening had moeten brengen en verzoekt de heffingsambtenaar een factuur uit te reiken als bedoeld in de artikel 34c e.v. Wet OB 1968.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat gemeenten geen omzetbelasting in rekening hoeven te brengen over de parkeerbelasting. X stelt dat de gemeente in concurrentie treedt met lokale parkeergarages en daarom omzetbelasting in rekening had moeten brengen (die hij vervolgens in vooraftrek had kunnen brengen). Het hof verwerpt dit standpunt. Vanwege de verschillen tussen het straatparkeren dat door de gemeente wordt aangeboden en het slagboomparkeren is er geen sprake van soortgelijke diensten die met elkaar concurreren. Van verstoring van de mededinging, laat staan van enige betekenis, kan dan ook geen sprake zijn, aldus het hof onder verwijzing naar HvJ EU 16 september 2008, nr. C-288/08. De gemeente Groningen is voor het straatparkeren niet als ondernemer voor de omzetbelasting aan te merken. Het hof verwerpt verder het standpunt van de gemeente dat vanwege het geringe financiële belang het hoger beroep van X niet-ontvankelijk is. X heeft tenslotte geen recht op een dwangsom omdat zijn ingebrekestelling prematuur was. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 27 mei