Belanghebbende, X, vraagt bij de gemeente Tilburg een omgevingsvergunning aan voor de bouw van een distributiecentrum. De heffingsambtenaar legt aan X de thans in geschil zijnde aanslag leges op van € 603.874,39. Nadat deze aanslag, naar aanleiding van het beroep van X tegen de voorlopige aanslag, ambtshalve is verminderd naar € 516.843,45 dient X (na afloop van de termijn) bezwaar in.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat gemeenten de vrijheid hebben om bouwgerelateerde leges te heffen naar de genormeerde bouwkosten. Een dergelijke heffing leidt volgens de rechtbank niet tot een onredelijke of willekeurige belastingheffing. Hieraan doet niet af de omstandigheid dat in het onderhavige geval de werkelijke bouwkosten substantieel lager liggen dan de genormeerde bouwkosten. Er bestaat geen verplichting voor gemeenten om te differentiëren naar gelang de grootte van het distributiecentrum. Verder oordeelt de rechtbank dat de opbrengstnorm van art. 229b Gemeentewet niet is geschonden. Het gelijk is aan de heffingsambtenaar van de gemeente. Het beroep van X is toch gegrond, omdat de heffingsambtenaar het bezwaar van X tegen de aanslag leges ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 11 november