Advocaat-generaal IJzerman (hierna: A-G) heeft conclusie genomen in twee zaken waarin een radio- en televisieorganisatie (belanghebbende) bij twee gemeenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: WOB) informatie had opgevraagd. In geschil is of de gemeenten hiervoor naast de leges voor kopieerkosten – die niet in geschil zijn – nog andere leges in rekening mogen brengen.
Volgens A-G IJzerman mogen gemeenten geen leges heffen voor de afwikkeling van een informatieverzoek op grond van de WOB. Legesheffing is volgens vaste jurisprudentie alleen mogelijk voor een dienst die rechtstreeks en in overheersende mate verband houdt met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang. De A-G is op grond van het onderstaande van mening dat in dit geval niet het individuele belang overheerst. Art. 2 lid 1 van de WOB bepaalt: ‘Een bestuursorgaan verstrekt bij de uitvoering van zijn taak (…) informatie en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.' Uit deze passage volgt dat het algemene belang voorop staat bij informatieverstrekking op grond van de WOB. Dit strookt met art. 3 lid 3 van de WOB waarin wordt aangegeven dat de aanvrager bij zijn verzoek geen (particulier) belang hoeft te stellen. Verder blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever heeft beoogd zo weinig mogelijk financiële belemmeringen op te werpen voor een effectief gebruik van de WOB. Een heffing van meer dan aanzienlijke leges, anders dan beperkt tot de kopieerkosten, is hiermee niet in overeenstemming. Slechts bij (herhaaldelijke) verzoeken om (veel) informatie zonder evenredig algemeen belang of bij het (herhaaldelijk) vragen van informatie die slechts van belang is voor verzoeker zelf acht de A-G legesheffing wellicht op zijn plaats. Dat is in dit geval echter niet aan de orde. De A-G stelt belanghebbende inhoudelijk in het gelijk en adviseert de Hoge Raad het incidentele cassatieberoep van de gemeente ongegrond te verklaren.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 4 april