X geniet in 2013 een Bbz-uitkering. De uitkering wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening. In 2014 wordt de lening omgezet in een ‘bedrag om niet'. De inspecteur merkt het ‘bedrag om niet' in de IB-aanslag 2014 aan als inkomen. X is echter van mening dat hij de uitkering in 2013 heeft genoten. Verder stelt hij dat de gang van zaken leidt tot onredelijke gevolgen met betrekking tot de huur- en zorgtoeslag.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het genietingsmoment van de Bbz-uitkering in 2014 ligt. Op dat moment is de renteloze lening namelijk omgezet in een ‘bedrag om niet'. De rechtbank verwijst daarbij naar de jurisprudentie van de Hoge Raad. Verder merkt de rechtbank nog op dat het feit dat een en ander voor X tot onredelijke gevolgen leidt met betrekking tot de huur- en zorgtoeslag, niet tot een ander oordeel kan leiden. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 21 oktober