X ontvangt in 2019 met terugwerkende kracht een Wajong-uitkering over de jaren 2016-2019 ('Wajong-uitkering oudere jaren'), na een gerechtelijke procedure. De Inspecteur belast deze uitkering volledig in 2019, conform de aangifte. X betoogt dat de uitkering deels aan eerdere jaren moet worden toegerekend en verzoekt om middeling en kwijtschelding vanwege financiële problemen. Rechtbank Den Haag heeft het beroep van X ongegrond verklaard, waarna X hoger beroep instelt. In geschil is of de Wajong-uitkering oudere jaren gedeeltelijk aan eerdere jaren kan worden toegerekend, of middeling tot een teruggave leidt, en of X recht heeft op kwijtschelding van de belasting.
Hof Den Haag oordeelt dat de Wajong-uitkering oudere jaren in 2019 is ontvangen en belastbaar is. Middeling leidt niet tot belastingteruggave en kwijtschelding is niet aan de orde. Een Wajong-uitkering is een periodieke uitkering. Het genietingsmoment van een periodieke uitkering is onder andere het moment van ontvangst van de uitkering. Daarmee is de Wajong-uitkering oudere jaren belastbaar in 2019. Voor gehele of gedeeltelijke toerekening van de Wajong-uitkering aan jaren vóór 2019 is slechts ruimte als andere genietingsmomenten zich vóór 2019 hebben voorgedaan. Gesteld nog gebleken is dat hiervan sprake is. De Inspecteur heeft de Wajong-uitkering oudere jaren daarom terecht en naar het juiste bedrag belast. Er is geen wettelijke grondslag om deze uitkering gedeeltelijk toe te rekenen aan de jaren 2016-2018. Het verzoek om middeling faalt omdat de berekende teruggave onder de drempel van € 545 blijft. Kwijtschelding kan niet in deze procedure worden behandeld, aangezien dit een invorderingskwestie betreft. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van X af.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.154
Wet inkomstenbelasting 2001 3.246