Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X en Y niet kunnen worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen.
X en Y zijn gehuwd en woonden in 2017 in Zweden. Aan X en Y zijn aanslagen IB/PVV 2017 opgelegd. De inspecteur heeft de aanslag IB 2017 opgelegd in afwijking van de aangifte. X en Y zijn niet aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige met als gevolg dat onder meer geen rekening is gehouden met de aftrek uitgaven specifieke zorgkosten. In geschil is of X en Y als kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen kunnen worden aangemerkt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X en Y niet kunnen worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen op grond van art. 7.8, lid 6, Wet IB 2001. Zij voldoen namelijk niet aan het 90%-criterium. De omstandigheid dat als gevolg van toepassing van regels ter voorkoming van dubbele belasting feitelijk geen inkomstenbelasting in Zweden is verschuldigd, brengt volgens de rechtbank niet mee dat X en Y alsnog kwalificeren op grond van art. 21bis, lid 1, onderdeel c, Uitv.besl. IB 2001. X en Y hebben immers niet aannemelijk gemaakt dat zij in Zweden zonder toepassing van die regels feitelijk geen inkomstenbelasting zijn verschuldigd. Bij de toetsing aan het Unierecht werpt de rechtbank het gebrek aan het geven van inzicht in gegevens X en Y tegen, waardoor het Unierecht Nederland niet verplicht tot het verlenen van tegemoetkomingen die samenhangen met de persoonlijke en gezinssituatie. De beroepen zijn ongegrond.
Lees ook het thema Buitenlandse belastingplicht in de inkomstenbelasting.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 21bis
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 28 juni