X is tot zijn pensionering in 2010 EU-ambtenaar. Na zijn pensionering blijft de ziektekostenverzekering voor EU-ambtenaren op hem van toepassing. Vanaf 1 augustus 2012 ontvangt X vacatiegelden in verband met door hem verrichte werkzaamheden. De SVB is van mening dat X verplicht verzekerd is voor de AWBZ, en dat X een zorgverzekering in Nederland moet afsluiten. X is van mening dat deze dubbele verzekering in strijd is met het EU-recht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er sprake is van een belemmering van het vrije verkeer van werknemers. Volgens de Centrale Raad ondervindt X namelijk, ten opzichte van nationale gepensioneerden die geen gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrij verkeer, financieel nadeel als hij weer in Nederland arbeid gaat verrichten. Nu er sprake is van strijd met art. 45 VWEU, stelt de Centrale Raad vast dat X op grond van zijn werkzaamheden in Nederland niet verplicht verzekerd is voor de AWBZ. De SVB gaat in cassatie.
Advocaat-generaal Niessen concludeert dat er inderdaad sprake is van strijd met het EU-recht. De A-G overweegt daarbij dat de EU met uitsluiting bevoegd is om te bepalen welke regels op X van toepassing zijn. De stelling van de SVB, dat de aanwijsregel van art. 16 lid 2 EG-verordening 883/2004 (de Coördinatieverordening) in casu bepalend is voor de uitlegging van de verhouding tussen het communautaire recht en het nationale sociale zekerheidsrecht, is derhalve niet correct.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 45
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Premieheffing
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 8 mei