X is tot zijn pensionering in 2010 EU-ambtenaar. Na zijn pensionering blijft de ziektekostenverzekering voor EU-ambtenaren op hem van toepassing. Vanaf 1 augustus 2012 ontvangt X vacatiegelden in verband met door hem verrichte werkzaamheden. De Svb is van mening dat X verplicht verzekerd is voor de AWBZ, en dat X een zorgverzekering in Nederland moet afsluiten. X is van mening dat deze dubbele verzekering in strijd is met het EU-recht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er sprake is van een belemmering van het vrije verkeer van werknemers. Volgens de Centrale Raad ondervindt X namelijk, ten opzichte van nationale gepensioneerden die geen gebruik hebben gemaakt van hun recht op vrij verkeer, financieel nadeel als hij weer in Nederland arbeid gaat verrichten. Nu er sprake is van strijd met art. 45 VWEU, stelt de Centrale Raad vast dat X op grond van zijn werkzaamheden in Nederland niet verplicht verzekerd is voor de AWBZ. De Svb gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat er voor X in EU-verband een onvoorwaardelijke en uitputtende regeling is gegeven voor de wettelijke ziektekostenverzekering. Volgens de Hoge Raad blijkt uit de regelingen die van toepassing zijn dat de financiële verplichtingen op het gebied van sociale zekerheid zijn onttrokken aan de bevoegdheid van Nederland. Dit betekent dat toepassing van art. 21 lid 2 BUB 1999 bij X in strijd is met het Unierecht, zodat dit artikel buiten toepassing moet blijven. De Hoge Raad bepaalt dat X niet is verzekerd voor de AWBZ.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 45
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing, Sociale zekerheid algemeen
Instantie: Hoge Raad
Editie: 1 oktober