De aandelen van belanghebbende, X bv, zijn in handen van B. X bv houdt de aandelen in C bv. Omdat X bv geen Vpb-aangifte 2009 indient, legt de inspecteur ambtshalve een aanslag op. De aldus vastgestelde winst wordt door de inspecteur verrekend met verliezen uit andere jaren. X bv stelt echter dat zij over 2009 een verlies heeft geleden in verband met het afwaarderen van een vordering op het in 2010 gefailleerde C bv.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK IV, 11 februari 2014, 13/00285, V-N 2014/19.1.1) oordeelt dat de inspecteur bij het schatten van de winst over 2009 terecht is uitgegaan van de bekende winstgegevens van X bv over 2006 en de omzet van X bv over 2009. Deze handelwijze van de inspecteur acht het hof niet onredelijk of onwillekeurig. Verder wijst het hof er op dat C bv pas in 2010 failliet is verklaard en dat C bv zich, in de persoon van B, heeft verzet tegen het vonnis waarbij C bv failliet is verklaard. X bv heeft volgens het hof niet aangetoond dat de inspecteur een onjuiste schatting van de winst heeft gemaakt. De inspecteur heeft de winst volgens het hof dan ook terecht verrekend met de verliezen van andere jaren. De aanslag blijft in stand. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8