Belanghebbende, X, is paardenliefhebber en voormalig springruiter. Hij koopt twee pony’s voor Q, zijn dochter, waarmee Q traint bij een vereniging en meedoet aan wedstrijden en concoursen. In 2007 koopt X voor € 12.500 Z. X verkoopt daarop de twee pony’s. In 2009 stopt Q met haar studie en start zij een onderneming op het gebied van stallen en trainen van paarden. Q doet in de jaren 2008 - 2014 aan diverse wedstrijden mee en wint daarbij ook geregeld prijzen met Z. In 2013 wordt zij geselecteerd voor de nationale ploeg. Vanaf 2011 krijgt X biedingen op Z die lopen van € 150.000 tot € 750.000. X verkoopt Z uiteindelijk, na een blessure, voor € 1,3 mln. De inspecteur is van mening dat X ROW heeft gerealiseerd. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de winst die X bij de verkoop van zijn paard heeft gerealiseerd niet in de belastingheffing kan betrekken.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het bij de verkoop van Z behaalde voordeel niet is aan te merken als ROW. Niet is gebleken dat X in paarden handelde. Ook is niet aannemelijk geworden dat Z is aangekocht met het oog op latere verkoop tegen een hogere prijs. Het hof wijst er verder op dat Z is gekocht met het oog op de hobby van Q en dat zij Z in dat kader heeft getraind. Volgens het hof is het aannemelijk dat de aankoop van Z, het berijden en trainen van Z en het meedoen aan wedstrijden van aanvang af was gericht op het plezier dat daaraan door Q kon worden beleefd en niet op de (theoretische) mogelijkheid daarmee in de toekomst financiële voordelen te behalen. Daarnaast maakt de inspecteur ook niet aannemelijk dat de grote winst die uiteindelijk met de verkoop van Z is behaald, redelijkerwijs kon worden voorzien. Dat Q in 2009 een onderneming is gestart, maakt ook niet dat Z tot een werkzaamheidsvermogen van X is gaan behoren. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 juli