Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat gericht vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen geen onderdeel uitmaken van het loon voor de excessieve vertrekvergoeding.

Belanghebbende, X, heeft een werknemer in dienst die deel uitmaakt van de Raad van Bestuur. Betreffende werknemer is een ingekomen werknemer die in aanmerking komt voor de 30%-regeling. Bij het einde van het dienstverband ontvangt de werknemer een vertrekvergoeding. Volgens de wet is X een pseudo-eindheffing van 75% verschuldigd over het excessieve deel van de vertrekvergoeding. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de gerichte vrijstellingen behoren tot het loon in de zin van artikel 32bb Wet LB.

De rechtbank oordeelt dat een strict grammaticale uitleg van artikel 32bb Wet LB betekent dat gericht vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen tot dit loon behoren. Echter, volgens de rechtbank prevaleert een wetshistorische in samenhang met een wetssystematische opvatting. Dat betekent dat het loonbegrip in de zin van artikel 32bb van de Wet LB zo moet worden uitgelegd dat de gerichte vrijstellingen daar niet onder zijn begrepen. Het beroep van X is gegrond.

Lees ook het thema: Eindheffingen - Loonbelasting heffen van de werkgever

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 31

Wet op de loonbelasting 1964 10

Wet op de loonbelasting 1964 32bb

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 31 mei

26

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen