Belanghebbende, X, drijft een eenmanszaak die zich bezighoudt met de verkoop van motorbrandstoffen en shopartikelen aan particulieren en bedrijven. Verder wordt ook een carwash geëxploiteerd en wordt één caravan verhuurd. X verhuurt zijn onderneming vanaf 2010 aan D bv. Bij notariële akte van 29 maart 2018 brengt X zijn eenmanszaak in in het door hem opgerichte F bv. De inspecteur wijst het verzoek van X om geruisloze inbreng (art. 3.65 Wet IB 2001) af.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X zijn verhuurde IB-onderneming niet geruisloos in F bv kan inbrengen. Volgens de rechtbank is er namelijk geen sprake van dat de objectieve onderneming mede voor rekening en risico van X dan wel F bv wordt gedreven als bedoeld in art. 3.4 Wet IB 2001. Hierbij wordt overwogen dat de verbondenheid voor verbintenissen betreffende het tankstation met carwash van X, en later F bv, in de verhuurperiode van te geringe betekenis is. De rechtbank verwerpt ook het beroep van X op een besluit van de staatssecretaris waarin onder bepaalde omstandigheden de geruisloze inbreng van een verhuurde onderneming wel mogelijk is. Een van de voorwaarden is namelijk dat nog sprake is van een voor rekening van de bv gedreven onderneming als bedoeld in art. 3.4 Wet IB 2001. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.4
Wet inkomstenbelasting 2001 3.65
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 25 februari