Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het verzoek om geruisloze omzetting op grond van art. 3.65 Wet IB 2001 terecht heeft afgewezen. De activiteiten die na de verkoop van het restaurant en de B&B resteren, vormen geen materiële onderneming.
Belanghebbende, X, drijft in firmaverband met zijn echtgenote, Y, een restaurant met een B&B. In de loop der jaren worden nog enkele activiteiten opgestart. De activiteiten van het restaurant en de B&B worden op 2 juli 2018 gestaakt. Op 26 september 2018 ondertekenen X en Y een intentieverklaring, waarin staat dat de onderneming van de vof vanaf 1 januari 2018 wordt gedreven voor rekening en risico van Q bv. X verzoekt de inspecteur om een beschikking geruisloze omzetting op grond van art. 3.65 Wet IB 2001. De inspecteur wijst dit verzoek af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het verzoek om geruisloze omzetting terecht heeft afgewezen. De activiteiten die na de verkoop van het restaurant en de B&B resteren, vormen geen materiële onderneming. Dat het restaurant en de B&B na het overgangstijdstip zijn verkocht, vormt weliswaar geen beletsel voor een geruisloze omzetting, maar dan moeten de resterende activiteiten, het uitgeven van een kookboek en het – op incidentele basis – geven van kookworkshops, wel nog steeds een onderneming vormen. Dat is volgens de rechtbank niet het geval. Er is dan geen sprake van een omzetting van een onderneming. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Omzetting: van IB-onderneming naar bv.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.65
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 6 mei
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel