X bv houdt zich bezig met het ontwikkelen van software voor mobiele financiële dienstverlening. Aan haar zijn twee BTW-naheffingsaanslagen van elk € 250 en boeten opgelegd. Centraal is de vraag of X bv BTW-ondernemer is. Ondanks dat de inspecteur van mening is dat X bv door het ontbreken van omzet geen BTW-ondernemer meer is, is zij wel uitgenodigd om BTW-aangiften te doen. Volgens Rechtbank Gelderland zijn de schattingen van de inspecteur een slag in de lucht en dus niet redelijk. De aanslagen en de betalingsverzuimboetes worden vernietigd. De aangifteverzuimboeten blijven wel in stand. X bv krijgt € 2690 aan dwangsommen en wegens het overschrijden van de redelijke termijn een immateriële schadevergoeding van € 2000. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de schattingen van de inspecteur qua hoogte op zich redelijk zijn, maar dat zijn schattingen in tegenspraak zijn met de eerder ingenomen stelling dat X bv geen BTW-ondernemer meer is. In eerste aanleg zijn de aanslagen en de betalingsverzuimboeten dus toch terecht vernietigd. Het beroep van de inspecteur is ongegrond. Het incidentele beroep van X bv is gegrond, omdat de rechtbank heeft verzuimd vast te stellen dat (na vier weken) wettelijke rente is verschuldigd over de vergoedingen voor immateriële schade, proceskosten en griffierecht, alsmede (na acht weken) over de dwangsommen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67b
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Wet op de omzetbelasting 1968 7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 27 juni