Mevrouw X gaat in beroep wegens het niet-tijdig beslissen op haar bezwaren tegen een aanslag en een boetebeschikking. Nadat de inspecteur vervolgens alsnog uitspraken op bezwaar heeft gedaan, klaagt X er bij de rechtbank over dat de inspecteur nog steeds niet heeft beslist op haar dwangsomverzoek. Als de inspecteur toezegt de maximale dwangsom te zullen toekennen, trekt X haar beroep in en verzoekt de rechtbank om haar een proceskostenvergoeding te geven. Rechtbank Gelderland oordeelt zonder zitting dat het beroep kennelijk gegrond is en veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de kosten van één proceshandeling, te weten het indienen van één beroepschrift. In verzet klaagt X bij de rechtbank vergeefs over de vereenvoudigde behandeling, alsmede over het feit dat de klacht tegen het ontbreken van een dwangsombeschikking niet leidt niet tot een afzonderlijke procedure. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat de bevoegdheid van de rechter om geschillen vereenvoudigd af te doen niet is beperkt tot gevallen waarin de rechter het beroep in volle omvang honoreert. Voor de dwangsom hoefde de rechtbank geen afzonderlijke procedure te volgen. Met de gezamenlijke behandeling wordt namelijk beoogd de proceseconomie te dienen. Wanneer iemand beroep instelt tegen een uitspraak op bezwaar voorkomt art. 4:19 Awb dat voor de dwangsom een aparte procedure moet worden opgestart. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:19
Algemene wet bestuursrecht 8:54