De Afdeling Bestuursrechtspraak oordeelt dat een groot deel van het voorschot is verrekend met eerdere terugvorderingen, zodat het voorschot niet per 1 juli 2014 is stopgezet. Het niet meer uitbetalen van het voorschot en de start van het fraude-onderzoek naar het kindercentrum is een toevallige samenloop van omstandigheden. Mevrouw X krijgt wel alsnog € 11.007 toeslag.
Mevrouw X neemt in 2014 voor € 17.500 kinderopvangdiensten af van een kindercentrum. In geschil is of X in dat jaar recht heeft op kinderopvangtoeslag. Eind 2013 is aanvankelijk een voorschot van € 25.024 toegekend. Uiteindelijk wordt de toeslag in oktober 2015 definitief vastgesteld op nihil, omdat X niet aantoont dat zij alle kosten van de in 2014 afgenomen kinderopvang heeft betaald. Rechtbank Midden-Nederland stelt de inspecteur van de Belastingdienst/Toeslagen in het gelijk. In hoger beroep stelt X conform het Verzamelbesluit Toeslagen (20 december 2019, 2019-215337, V-N 2020/3.29) dat ook recht op toeslag bestaat als de kosten van kinderopvang deels zijn betaald.
De Afdeling Bestuursrechtspraak oordeelt dat € 8265 van het voorschot is verrekend met eerdere terugvorderingen, zodat X vergeefs stelt dat het voorschot per 1 juli 2014 is stopgezet. De uitspraak ABRvS 8 maart 2017, 201509135/1/A2 is daarom in zoverre niet van toepassing (zie V-N 2019/38.26). De inspecteur stelt met succes dat het niet meer uitbetalen van het voorschot en de start van het fraude-onderzoek naar het kindercentrum een toevallige samenloop van omstandigheden is. X krijgt wel alsnog € 11.007 toeslag. Dit wordt gebaseerd op wat door X zelf aan het kindercentrum is betaald, wat door de Belastingdienst/Toeslagen aan het centrum is betaald, alsmede op de feitelijk door X in 2014 gewerkte uren. Het beroep van X is zoverre gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet
Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Editie: 2 maart