De Hoge Raad oordeelt dat een uiterste wilsbeschikking is vereist en dat het hof de vrijstelling dus niet te beperkt heeft uitgelegd. Ook de wetsgeschiedenis bevat geen aanknopingspunten dat de wetgever een ruimere uitleg voor ogen heeft gestaan.
X heeft de Franse nationaliteit en woont tot en met 2016 in Nederland. In 2011 krijgt zij van haar ouders de blote eigendom van een woning in Frankrijk onder voorbehoud van een levenslang vruchtgebruik (‘donation entre vifs à titre de partage anticipé’). Haar vader overlijdt in 2012. Haar moeder leeft in 2016 nog. Voor 2013 tot en met 2016 is in geschil of de blote eigendom deel uitmaakt van de rendementsgrondslag in box 3. Volgens X is het vruchtgebruik naar Frans recht een vervroegde erfdeling en valt deze dus onder de defiscaliseringsregeling (vruchtgebruik door overlijden van een ouder). Hof Den Haag stelt X in het ongelijk, omdat het vruchtgebruik door schenking is ontstaan. X stelt in cassatie dat sprake is van een 'erfrechtelijke context' en dat het hof het Franse erfrecht onjuist heeft uitgelegd.
De Hoge Raad oordeelt dat een uiterste wilsbeschikking is vereist en dat het hof de vrijstelling dus niet te beperkt heeft uitgelegd. Ook de wetsgeschiedenis bevat geen aanknopingspunten dat de wetgever een ruimere uitleg voor ogen heeft gestaan. De uitleg van buitenlands recht kan in cassatie voorts niet op juistheid worden getoetst, en voor het overige is het bestreden oordeel verweven met de aan de feitenrechter voorbehouden waarderingen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 25 oktober
Carrousel: Carrousel