Belanghebbende, X, is penningmeester bij een stichting die een wintercircus organiseert. Nadat de inspecteur haar heeft gewezen op de administratieplicht, laat de stichting met terugwerkende kracht alsnog jaarstukken opmaken voor de jaren vanaf 2003. Uit deze jaarstukken in combinatie met boekenonderzoeken blijkt volgens de inspecteur dat er kasgeld is onttrokken aan het vermogen van de stichting. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur in verband hiermee terecht een bedrag als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking heeft genomen bij X. De rechtbank acht het echter niet aannemelijk dat X en de voorzitter van de stichting in 2008 het gehele op de balans per 31 januari 2009 staande kassaldo (minus het aanwezige kassaldo) hebben onttrokken.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt, anders dan de rechtbank, dat de inspecteur de met toepassing van omkering van de bewijslast opgelegde aanslag op een redelijke schatting heeft doen berusten. De Inspecteur heeft volgens het hof in dit verband in redelijkheid de jaarstukken die in opdracht van X waren opgesteld tot uitgangspunt kunnen nemen (HR 31 mei 2013, nr. 11/03452 en 11/03456, V-N 2012/51.10). De inspecteur heeft verder in redelijkheid de hoogte van de correctie kunnen baseren op een vergelijking van het correct in de jaarstukken vermelde kassaldo per 31 december 2008 met het bedrag dat daadwerkelijk in kas beschikbaar was in december 2008 en voorts in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat het verschil tussen deze beide bedragen aan het vermogen van de stichting was onttrokken in 2008. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 11 juni