Belanghebbenden zijn het niet eens met de navorderingsaanslag in het recht van successie die de Belastingdienst aan hun moeder heeft opgelegd in verband met het overlijden van hun vader. De aanslag is opgelegd toen ook de moeder al was overleden.
Hof Den Haag oordeelt dat de moeder van belanghebbenden ter zake van de erfrechtelijke verkrijging wegens het overlijden van de vader in 2005 niet de vereiste aangifte successierecht heeft gedaan door geen melding te maken van een trustvermogen. De aangifte vertoont daardoor één of meer inhoudelijke gebreken, waardoor bij het volgen van die aangifte in absolute en relatieve zin een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. De moeder was ten tijde van het doen van de aangifte hiervan op de hoogte of had dit redelijkerwijs moeten zijn. Dat de belastingschuld die met de foutieve aangifte samenhangt, niet tijdens maar na het leven van de moeder is geformaliseerd in een navorderingsaanslag, heeft niet tot gevolg dat de processuele gevolgen van het niet doen van de vereiste aangifte teniet gaan met haar overlijden. Zij zijn niet verknocht aan de persoon maar aan het niet doen van de vereiste aangifte. De rechtsmiddelen die de moeder heeft om zich te verweren tegen de aanslag zijn ook die van de erfgenamen. Het hof oordeelt vervolgens echter dat de vaststelling van de waarde van het verkregene (€ 100.000.000) door de inspecteur niet op een redelijke schatting berust. Het hof stelt de waarde schattenderwijs vast op € 8.000.000.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 25 juni