In verband met zijn gezondheid verhuist Y in 2010 vanuit Spanje, waar hij al sinds 1989 woont, naar Nederland. In 2011 overlijdt hij. Y had de intentie om weer naar Spanje terug te keren, maar door zijn gezondheidsproblemen is dat niet gelukt. Belanghebbende, X, mede-erfgenaam van Y, is het niet eens met de aan Y opgelegde IB-aanslag 2011. In geschil is of Y binnenlands belastingplichtig is. X stelt dat Y in Spanje woont. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat Y in Nederland woont en binnenlands belastingplichtig is. Volgens de rechtbank blijkt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad dat de wil om terug te keren naar Spanje voor de woonplaatsbepaling van belang kan zijn, maar op zichzelf niet een afdoende omstandigheid vormt. Ook is het volgens de rechtbank niet noodzakelijk dat het verblijf in Nederland een permanent karakter heeft. De rechtbank acht van belang dat X geruime tijd (sinds augustus 2010) in Nederland verbleef, dat Y een woning in Wassenaar huurde en dat het in Spanje niet mogelijk was om een woonruimte met beschikbaarheid van zorg in de nabijheid te organiseren. De aanslag blijft in stand.
Hof Amsterdam oordeelt dat X in 2011 in Nederland woonde. Het hof kent daarbij relatief veel gewicht toe aan de fysieke gesteldheid van Y in 2010 en 2011. Het hof overweegt daarbij onder andere dat in 2011 redelijkerwijs niet meer te verwachten was dat Y weer zelfstandig in zijn Spaanse woning zou kunnen gaan wonen. Ook voor het antwoord op de vraag met welk land de banden het nauwst waren, hecht het hof veel belang aan de fysieke gesteldheid van Y. Volgens het hof is Y namelijk voor het belastingverdrag Nederland-Spanje inwoner van Nederland. De inspecteur heeft Y dan ook terecht in de IB-heffing betrokken.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 2.1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 23 augustus