X is een voormalig museumdirecteur en verzamelt hedendaagse kunst. In 2017 schenkt hij bij wijze van periodieke gift een drietal kunstwerken aan een museum. De totale waarde in het economische verkeer is door hen vastgesteld op $ 3,6 mln. Dit is notarieel vastgelegd in de (ver)koopovereenkomst, de leningovereenkomst en de schenkingsovereenkomst met rentecomponent (op basis van annuïteit). In geschil is de giftenaftrek voor 2017, zijnde de eerste van de vijf kwijtscheldingstermijnen. Volgens de inspecteur is de waarde in het economische verkeer van de gift slechts € 950.000. Volgens Rechtbank Gelderland maken partijen de door hen voorgestane waarde niet aannemelijk. In goede justitie wordt deze daarom vastgesteld op € 2 mln.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X slaagt in de bewijslast dat de waarde in het economische verkeer (WEV) van de kunstwerken (minimaal) $ 3,6 miljoen is. Zo heeft het museum wel degelijk financieel risico gelopen met betrekking tot het daadwerkelijk verschuldigd worden van de overeengekomen koopprijs. Gelet op de leeftijd van X – hij was destijds 76 jaar – was het risico op zijn voortijdig overlijden niet verwaarloosbaar. Bovendien was het museum verplicht om de kunstwerken te verzekeren tegen een waarde van $ 3,6 miljoen. De inspecteur stelt vergeefs dat de taxateur van X belang had bij een hoge taxatiewaarde. Het maakt niet uit dat de taxateur later zelf andere werken uit de collectie van X heeft geveild. De WEV is het bedrag dat daadwerkelijk van de meestbiedende wordt ontvangen als, na de beste voorbereiding, een kunstwerk wordt aangeboden op de op de voor die zaak meest geschikte wijze. Welke wijze de meest geschikte is (via een veiling, handelaar, onderhandse verkoop, of anderszins), hangt af van de omstandigheden. Het beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.34
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 31 maart
Informatiesoort: VN Vandaag