De Hoge Raad oordeelt dat voor alle vermogensbestanddelen waarvan het waardeverloop direct samenhangt met het waardeverloop van aandelen goed koopmansgebruik een gezamenlijke waardering van al deze effecten vereist.

X bv is een zogenaamde market maker. De kern van het bedrijf bestaat uit het onderhouden van de beurshandel in opties, futures en andere derivaten. X bv neemt daartoe posities in derivaten en onderliggende waarden in, in het bijzonder in opties en aandelen. X bv probeert de risico's op al deze effecten zo goed mogelijk af te dekken. In 1993 sluit X bv met de inspecteur een vaststellingsovereenkomst over de fiscale waardering daarvan. In geschil is of de inspecteur deze overeenkomst in 2000 rechtsgeldig per 2001 mag beëindigen. Volgens Rechtbank Haarlem zijn er geen zwaarwegende redenen die de opzegging rechtvaardigen. De door de inspecteur voorgestane waardering naar actuele (beurs)waarden berust voornamelijk op gewijzigd inzicht. Hof Amsterdam oordeelt echter dat de inspecteur voldoende zorgvuldig is geweest. Er was namelijk reeds in 1997 een evaluatie aangekondigd. De inspecteur kan niet gebonden blijven aan een afspraak die door technische en juridische ontwikkelingen is verouderd. Voor de risicobeheersing hanteert X bv namelijk zeer geavanceerde computersystemen. Volgens goed koopmansgebruik moet X bv de activa en passiva dus waarderen op actuele (beurs)waarden. X bv gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat voor alle vermogensbestanddelen waarvan het waardeverloop direct samenhangt met het waardeverloop van aandelen goed koopmansgebruik een gezamenlijke waardering van al deze effecten vereist. Het is namelijk in strijd met het realiteitsbeginsel een verlies in aanmerking te nemen indien dat voor de groep effecten niet (latent) aanwezig is. Voor vermogensbestanddelen die op verschillende aandelen betrekking hebben, zal alleen een samenhangende waardering als hiervoor bedoeld moeten plaatsvinden indien de hedge zeer effectief is in de zin van HR 10 april 2009, nr. 42.916, V-N 2009/18.19. Bij realisatie van een verlies op een groep effecten moet de gezamenlijke kostprijs van de overblijvende effecten voorts worden verhoogd met dit (gerealiseerde) verlies. Dit heeft te gelden als de totale kostprijs van de groep effecten - inclusief die van de verkochte effecten - lager is dan de beurswaarde van de overblijvende effecten vermeerderd met de gerealiseerde verkoopopbrengst. Goed koopmansgebruik vereist niet dat de effecten op actuele waarden worden gewaardeerd. Het beroep van X bv is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Den Haag met de opdracht om ook te beoordelen of X bv de kostprijzen wel op een betrouwbare en controleerbare wijze vaststelt. Alleen dan kan namelijk een op kostprijzen gebaseerd waarderingsstelsel in overeenstemming zijn met goed koopmansgebruik.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 maart

177

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen