X vof koopt sloopgoud in, dat na omsmelting wordt geëxporteerd naar Dubai. De nieuwe sieraden die daarvan in Dubai worden gemaakt, verkoopt X vof aan juweliers en particulieren. Volgens de inspecteur heeft X vof niet al die verkopen aangegeven. In geschil zijn de BTW-naheffingsaanslagen over 2012 tot en met 2015. X vof stelt dat sprake is van incourante voorraden sieraden die weer zijn omgesmolten en als sloopgoud retour naar Dubai is gegaan.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat het niet waarschijnlijk is dat jaarlijks – 91% voor 2012 en 64% voor 2013 – grote delen van de nieuwe sieraden incourant blijken te zijn. X vof heeft haar stelling ook niet onderbouwd met een controleerbare administratie of andere objectieve gegevens. Ook als slechts 10% niet is aangegeven, dan nog heeft X vof niet de vereiste BTW-aangiften gedaan en daarom wordt de bewijslast omgekeerd. In de betreffende jaren is volgens de FIOD maximaal 17,5 kilo goud van nieuwe sieraden terug naar Dubai gegaan, zodat de schattingen voor 2013 tot en met 2015 met 20% worden gematigd. Voor leveringen aan ondernemers in Nederland is weliswaar ten onrechte de verleggingsregeling toegepast, maar die hebben geen voorbelasting afgetrokken. Dit deel van de naheffing is daarom in strijd met het neutraliteitsbeginsel. X vof krijgt geen immateriële schadevergoeding ondanks dat de redelijke termijn is overschreden. Haar vennoten hebben die namelijk al in de IB-sfeer gekregen. De beroepen van X vof zijn deels gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 19 november