Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het feit dat Duitsland verrekening van verliezen bij een fusie niet toestaat, en dat dat in Zweden wel mogelijk is, niet van doorslaggevend belang is bij de beoordeling van het definitieve karakter van de verliezen van de Duitse vennootschap.
Het Zweedse Memira Holding AB houdt de aandelen in een Duitse vennootschap. Deze vennootschap heeft verliezen geleden. In een aangevraagd prealabel advies stelt Memira Holding AB voor om de dochteronderneming te laten fuseren met haar via een grensoverschrijdende fusie. De adviescommissie voor fiscale vraagstukken oordeelt dat Memira Holding AB de verliezen niet in aftrek kan brengen. Volgens deze commissie is er namelijk geen sprake van definitieve verliezen, omdat de verliezen op grond van het Duitse recht niet kunnen worden verrekend bij een fusie met een andere onderneming die in Duitsland belastingplichtig is. Zowel Memira Holding AB als de Zweedse Belastingdienst zijn het hier niet mee eens. De Zweedse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het feit dat Duitsland verrekening van verliezen bij een fusie niet toestaat, en dat dat in Zweden wel mogelijk is, niet van doorslaggevend belang is bij de beoordeling van het definitieve karakter van de verliezen van de Duitse vennootschap. Dit geldt volgens het Hof van Justitie EU echter niet wanneer de moedermaatschappij aantoont dat het voor haar onmogelijk is die verliezen te benutten door met name via een verkoop ervoor te zorgen dat een derde die verliezen in toekomstige belastingjaren fiscaal in aanmerking neemt.
Lees ook het thema Verliesverrekening in de vennootschapsbelasting.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 21 juni