Belanghebbende, X, is het niet eens met de aanslagen rioolheffing, OZB en afvalstoffenheffing die de heffingsambtenaar van de gemeente Volendam-Edam hem heeft opgelegd. X stelt dat de gemeente een criminele organisatie is waaraan hij niet wenst te betalen. X stelt dat de schade van de Nieuwjaarsbrand op 1 januari 2001 door belastingverhoging wordt verhaald op de burgers. Pas nadat de ambtelijk verantwoordelijken voor de brand zijn gestraft, is X bereid de aanslagen te voldoen.
Hof Amsterdam (MK I, 19 april 2012, 11/00090 t/m 11/00095) overweegt dat de taak van de belastingrechter zich beperkt tot de vraag of de aanslagen zijn opgelegd in overeenstemming met de wettelijke bepalingen en de beginselen van behoorlijk bestuur. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Voor zover de grief van X een vordering tot opschorting van de verplichting tot betaling van de aanslagen inhoudt, is het hof niet bevoegd daarover te oordelen omdat de invordering van belastingaanslagen een aangelegenheid van de civiele rechter is. Het hoger beroep van X tegen de WOZ-beschikking is niet-ontvankelijk omdat X in bezwaar en beroep geen grieven tegen de WOZ-waarde naar voren heeft gebracht. Voor het overige is het hoger beroep ongegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet belastingen op milieugrondslag 15.33
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 februari